Column: De voetbalcliché “concurrentiestrijd-mythe”

Voetbalclichés regeren de kleedkamers en voetbalkantines met holle frases over het bevorderen van de spelprestaties bij spelers. Ieder seizoen, bij elke voetbalvereniging, horen spelers van hun trainers dat zij de “concurrentiestrijd” aan moeten gaan. Dit zeggen trainers vanuit het simplistische principe dat spelers hun plekje moeten “verdienen” en zo nodig die plek moeten veroveren door beter te zijn dan hun medespelers. Deze theorie gaat enkel en alleen uit van extrinsieke motivatietechnieken om een beter resultaat neer te zetten. Maar is dit wel de beste manier?
Laat ik als allereerst zeggen: Het klopt dat er spelers zijn die gebaat zijn bij concurrentie. Die alleen vanuit angst hun plek te verliezen zich genoodzaakt voelen om zichzelf te verbeteren of goed te presteren. Denk maar aan allerlei prima donna’s die zichzelf in de basis spelen en zodra zij zich op hun gemak voelen er met de pet naar gooien – ze trainen niet meer, gedragen zich niet en of nog erger: ze lijken elke bezieling met het spel te verliezen. Dit zijn spelers met extrinsieke motivatie die hun persoonlijke integriteit laten beïnvloeden door de groep om hen heen.
Maar de groep spelers die vergeten worden, dat zijn de spelers die intrinsiek gemotiveerd zijn. Die vanuit een diep geworteld verlangen zich jaar in en jaar uit verbeteren op allerlei vlakken, ongeacht hun status binnen het elftal. Denk aan bijvoorbeeld ex-professionele voetballers die het amateurvoetbal in gaan en met kop en schouders boven de rest uitsteken, maar tóch nog iedere training opkomen dagen, ongeacht hoe goed het gaat in de competitie – zij hebben een persoonlijke motivatie die de groep om zich heen overstijgt.
Het smeden van een goed team, daar is geen onderlinge concurrentie voor nodig – maar eerder onderlinge vervangbaarheid. Het woord “concurrentie” impliceert een strijd, een strijd tegen elkaar. Dit is het laatste wat je wil als je een team in harmonie naar elkaar toe wil laten groeien. Je hoort vaak: “Concurrentie maakt je beter”, maar dat is natuurlijk alleen waar voor de spelers die enkel en alleen extrinsiek gemotiveerd zijn, alleen zij worden geprikkeld. En toevoegend, een concurrent maakt die speler niet per se ‘beter’ – het enige wat die concurrent doet is zorgen dat de ander in het gareel raakt en de volle potentie van zijn kwaliteiten verzilvert – die met een intrinsieke motivatie ook was bereikt. maar dan zonder onderlinge strijd en rancune gepaard kan gaan mocht de strijd door de verliezer als “oneerlijk” worden gezien. Vaak hoor je de verliezer van de concurrentie strijd klagen over zijn concurrent: “Die trainer is gewoon vriendjes met hem”, en zo begint de ontwrichting van de harmonie in een elftal. Daarom gebruik ik liever het woord “vervangbaar”, omdat het de basisspeler nederig houdt en het impliceert dat de wisselspeler van net zulke onschatbare waarde is.
Ook horen we nooit een goed antwoord op de vraag: “Waarom maakt concurrentie je beter?” Het antwoord is altijd “Omdat je dan harder moet werken”, “Je maakt elkaar beter” of “dat is gewoon zo” – allemaal drogredenaties die niks met waarheid te maken hebben, maar eerder met geloof in een concept, zonder écht te weten waarom. Los van de voorbeelden die ik hierboven schetste, denk even na over hoe giftig een teamgenoot kan zijn als hij hem ziet als concurrent. Ik ben bijvoorbeeld doelman: waarom zou ik mijn directe ‘concurrent’ tips geven? Om zelf de strijd te verliezen? Wat win ik erbij? Dit soort gedachten zijn niet vreemd aan mensen die op basis van ego-gedreven motieven elkaar proberen te overtreffen. In dit voorbeeld word niemand beter, want ik geef geen tips uit angst om een plek te verliezen en de ander zal mij niet met de volle 100% het vertrouwen geven een goede wedstrijd te keepen – want ja, niemand wil zijn plekje verliezen, zijn status, zijn trots.
Vroeger was ik fan van het Italiaanse elftal dat in 2006 het WK won. De bondscoach destijds was Marcello Lippi en hij had een filosofie – en hier laat ik het bij: “Het allerbelangrijkste is dat je de mogelijkheid hebt om topspelers erbij te betrekken. Er is heel weinig dat een coach kan doen als hij niet op topspelers kan rekenen. Want je hebt nou eenmaal kwalitatief goede spelers nodig om resultaten te boeken. Hoe meer sterspelers je hebt in een team, hoe harder je moet werken om een hecht team te vormen in volledige harmonie. Je moet ervoor zorgen dat elke speler zich even nuttig voelt, maar niet onmisbaar.
Elke keer dat ik met een team ga werken, is het eerste wat ik benadruk dat er een team bestaat van mensen die elkaar respecteren en zich ten dienste stellen van elkaar. Als niemand zich als een prima donna gedraagt, is de groep voorbestemd om geweldige resultaten te behalen. Als alle spelers daarentegen hun eigenbelang behartigen, zal het nogal moeilijk zijn; je zult spectaculaire voetbalmomenten beleven, maar uiteindelijk zullen de teams met een ‘wij’-mentaliteit de overhand krijgen.”
Geschreven door Jonathan Krispijn